Synopsis
Mickey en Ricky passeren een brug
Mickey glijdt uit, plat op zijn rug
(NB: verhaallijn uitwerken, karakters uitdiepen)
Unique
‘When people die, they cannot be replaced.
They leave holes that cannot be filled,
for it is the fate, the genetic and neural fate,
of every human being to be a unique individual,
to find his own path,
to live his own life,
to die his own death.’
(Oliver Sacks)
Onaangedaan
Ze wierp een nijdige blik
Kwaad om wat het leven
haar had aangedaan
Het leven keek terug en bukte
Onaangedaan
De Mus
Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp
Tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
Tjielp tjielp tjielp
Tjielp
Etc.
(Jan Hanlo, Verzamelde gedichten, 1989)
Voor een vroege dood
Als hij
Toen hij zo bang was
Geweten had
Dat hij zoveel jaren later
Net zo bang zou zijn
Was hij toen niet
Zo bang geweest
Annie’s verjaardag
Annie kreeg duizend duimpjes
op haar facebooksite
En een niet te stuiten huilbui
van de eenzaamheid
Riet
Op de rand van het bed
Zit Riet
Ze krijgt een nieuwe dag
Maar ze wil hem niet
Bevolking
De bevolking heeft de overhand
hoorde ik op de radio
Goed nieuws natuurlijk,
maar wat het weerbericht
daarmee te maken heeft…
Aquarelleren
Na jarenlang olieverf proberen
besloot de schilder onverhoeds
maar met overtuiging
laat ik nu eens aquarel leren
Kees
Kees doet alles
wat God hem verbiedt
Want volgens mij
Zegt Kees
Bestaat de Heer niet
Schik
Op een bankje naast jou
Zit een lelijke vrouw
En ik denk met schik
Wat een bofkont ben ik
Spielerei
Jammer zei de man
Tot de prut in de pan
Weer mislukt
Toch genoot hij ervan
Want koken was voor hem
Nur Spiegelei
Fenomeen Aal
Aal is een fenomeen
Zoals Aal is er geen een
Dagelijks roept hij theatraal
Ik ben Aal, fenomeen Aal
In stilte
Heel lang
Was Piet
Er niet
Toen werd hij geboren en
Zweeg – 80 jaar lang
Hij werd in stilte begraven
Daarna was Piet
Er heel lang
weer niet
Soms
Als de bel gaat
En ik me afvraag
Wie er is
Ik een auto zie
Die een kind aanrijdt
Dat bewegingsloos blijft liggen
Naast een fiets
Die paar seconden
Na het wakker worden
En ik worstel met de dag
Als de bliksem inslaat in
Een boerderij
En in het dorp de sirene jankt
Mijn vinger klemzit
Tussen de deur en het kozijn
Soms
Ben je uit mijn gedachten
Perspective
What if you leave me
The faithful moon will keep on rising
Stars will shimmer birds will fly
The nights will fall and years will slide
Across me
When you leave me
I’ll still wake up I’ll still grow old
And close the door against the cold
The same red plastic cups will hold
My coffee
The world will still go on
The world won’t know you’re gone
What if you leave me
The setting sun will still be casting
Emerald highlights on the grass
The ordinary days will pass
Without you
When you leave me
Across the sea the Chinese rain
Will drop on thirsty fields and plains
And no one there will dream in vain
About you
The world will still go on
The world won’t know you’re gone
What if you leave me
These bolts will hold this chair in place
This soft and silky pillow case
Will yield the imprint of your face
Eventually
When you leave me
The spring will turn the gardens green
I’ll find the time to mend the screens
And no one else will see these dreams
You lent me
The world will not recall
The world won’t care at all
(by Bob Lind)
Vertrek van dochters
Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien
aan hun gezichten die langzaam veranderden
van die van kinderen in die van vrienden,
van die van vroeger in die van nu.
En gevoeld en geroken als ze me kusten,
een huid en een haar die niet meer voor mij
waren bedoeld, niet zoals vroeger,
toen we de tijd nog hadden.
Er was in ons huis een wereld van verlangen,
geluk, pijn en verdriet gegroeid, in hun
kamers waarin ze verzamelden wat ze mee
zouden nemen, hun herinneringen.
Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie
precies datzelfde uitzicht, precies die
zelfde wereld van twintig jaar her,
toen ik hier kwam wonen.
(Rutger Kopland)
Voorbij de bocht
Voorbij de bocht in de weg
Is er misschien een put, of een kasteel
Of misschien ook wel gewoon
Het vervolg van de weg
Ik weet het niet, vraag het me ook niet af
Als ik op de weg ben voor de bocht
Kijk ik naar de weg voor de bocht
Meer dan de weg voor de bocht kan ik niet zien
Het zou me ook niet helpen verderop te kijken
Naar wat ik niet zie
Laten we liefhebben waar we zijn
Er is genoeg schoonheid om hier te zijn
En niet ergens anders
Als er iemand voorbij de bocht in de weg is
Zal hij liefhebben wat er voorbij de bocht in de weg ligt
Dat is de weg voor hem
Als we voorbij de bocht in de weg komen
Zullen we weten wat er is
Voorlopig weten we alleen dat we er niet zijn
Er is alleen de weg voor de bocht
Een weg zonder bochten.
(Fernando Pessoa)
Allein
Er drang mir in die Seele, weiß Gott, wie er mich traf
Der Spott der guten Kinder, ich war das schwarze Schaf
Im Pausenhof, die Tränen niederkämpfend, stand ich stumm
Der Inhalt meines Ranzens lag verstreut um mich herum
Wie wünscht’ ich mir beim Aufsammeln eine helfende Hand
Ein Lächeln, einen Trost, und da war keiner, der sich fand
Ich hatte keinen Freund und schlechte Noten, ist ja wahr
Und unmoderne Kleider und widerspenst’ges HaarAllein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz allein
Wir mögen noch so sehr geliebt, von Zuneigung umgeben sein
Die Kreuzwege des Lebens geh’n wir immer ganz allein
Allein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz alleinWir war’n uns alle einig in dem großen Saal
Wir hatten große Pläne und ein großes Ideal
Ich war der Frechste und der Lauteste und hatte Schneid
Ich wußte: unsre Stärke war unsre Geschlossenheit
Doch mancher, der von großer, gemeinsamer Sache sprach
Ging dabei doch nur seiner kleinen eig’nen Sache nach
Und als sich ein Held nach dem andern auf die Seite schlich
Stand einer nur im Regen, und der eine, der war ichAllein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz allein
Wir mögen noch so sehr geliebt, von Zuneigung umgeben sein
Die Kreuzwege des Lebens geh’n wir immer ganz allein
Allein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz alleinUnd noch ein Glas Champagner, und sie drückten mir die Hand
Und alle waren freundlich zu mir, alle war’n charmant
Und mancher hat mir auf die Schulter geklopft, doch mir scheint
Es hat wohl mancher eher sich, als mich damit gemeint
Die Worte wurden lauter, und sie gaben keinen Sinn
Das Gedränge immer enger, und ich stand mittendrin
Und fühlte mich gefangen, wie ein Insekt im Sand
Je mehr es krabbelt, desto weiter rückt der KraterrandAllein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz allein
Wir mögen noch so sehr geliebt, von Zuneigung umgeben sein
Die Kreuzwege des Lebens geh’n wir immer ganz allein
Allein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz alleinNun, ein Teil meines Lebens liegt hinter mir im Licht
Von Liebe überflutet, gesäumt von Zuversicht
In Höhen und in Tiefen, auf manchem verschlung’nen Pfad
Fand ich gute Gefährten und fand ich guten Rat
Doch je teurer der Gefährte, desto bitterer der Schluß
Daß ich den letzten Schritt des Wegs allein gehen muß
Wie sehr wir uns auch aneinander klammern, uns bleibt nur
Die gleiche leere Bank auf einem kalten, leeren FlurAllein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz allein
Wir mögen noch so sehr geliebt, von Zuneigung umgeben sein
Die Kreuzwege des Lebens geh’n wir immer ganz allein
Allein
Wir sind allein
Wir kommen und wir gehen ganz allein
(Reinhard Mey)
Vandaag
Maar er komt een dag
Weglaten
Als ik het niet meer weet
beoefen ik de kunst ervan
Ergens
Ik ben liever nergens met haar
dan ergens zonder haar
(Ricky Gervais)
Het klappen van de zeis
Dood: daar schrik je
niet meer van. Opa,
mamma’s oma en oom Gijs.
Twee katten, een hond
en alle kippen. Je kent
het klappen van de zeis.
Vanmiddag dus bijna verveeld
gekeken hoe vader haar
het hok uit trok. Ze was
zo stijf als een ding.
Geen traan gelaten
toen hij haar begroef
maar later liep je langs
het hok, begon in neus en keel
toch iets te gloeien, als na
zeven pepermunten tegelijk.
Dat lege hok, zo vol
verleden, vol loodzwaar
wachten op niets.
(Kees Spiering 1997)
Geluk
Kindersterfte
Builenpest
Moorden en verkrachten
Bommen en granaten
Toen was geluk heel gewoon
Tinnitus
Alles wat ik hoor
is de Tinnitus in mijn oor
Heelal
Hij is het centrum van het heelal
Zonder hem geen universum
Geen sterren en planeten
Geen zon of zwarte gaten
Geen nevels geen kometen
Dat althans
Is zijn bescheiden mening
Daar ligt mijn vriend begraven
Op een klein kerkhof in het boerenland
Daar ligt mijn vriend begraven
We hebben hem daar op zekere dag
Met z’n allen heen gedragen
Nog even om zijn graf gestaan
Hem toen alleen gelaten
Zo heel alleen in de bleke zon
In de regen, in de hagel
De lente neemt hem bloesems mee
De zomer zonnestralen
De winter dekt hem toe met sneeuw
Het najaar met zijn blaad’ren
Komt regen door de blaad’ren heen
Dan druppelen dikke tranen
Op een klein kerkhof in het boerenland
Daar ligt mijn vriend begraven
(Willem Wilmink 1936 – 2003)
Wees zijn
Dat nooit meer iemand
Met gezag en geloofwaardigheid
Je toevertrouwt
Dat alles goed zal komen
Hoe dan ook
Zou dat niet het wezen van het
Wees zijn wezen?
McCartney
Ergens op de wereld is vandaag
Paul McCartney uit zijn bed
gekropen
Heeft de slaap uit zijn ogen
gewreven
De gordijnen geopend
en heeft koffie
gezet
McCartney en ik
wij hebben meer gemeen
dan je op het eerste gezicht
zeggen zou
Ik heb hetzelfde met Dylan en
Rik de Saedeleer
Hoewel met die laatste
al geruime tijd niet meer
Een foto
Van die razzia zijn foto’s:
Jonas Daniël Meijerplein,
waar de Duitse militairen
joden aan het treiteren zijn.
Een bange man met keurige schoenen,
lange jas en vlinderdas,
wordt over het plein gedreven
of het naar een veemarkt was.
Drie Duitse soldaten staan er
met een spottend lachje bij
en daar kijkt een vierde Duitser,
misschien toch beschaamd, opzij.
Stel je voor, je zag die foto
van de man met vlinderdas
en je zou opeens ontdekken
dat het je eigen vader was.
Soms moet ik er ook aan denken
hoe ’t die andere zoon vergaat,
die ontdekte: kijk, mijn vader
is die lachende soldaat.
(Willem Wilmink 1936 – 2003)
Begrijpen
‘… ik heb mij beijverd het menselijk handelen
niet te bespotten, niet te betreuren, noch te
verwensen, maar te begrijpen’
(Benedictus de Spinoza 1632 – 1677)
Poëzie Politica
Transparant waar het kan
en als het niet kan
dan hoor je er niets van
Wuppertal
Schwebebahn
Trockenbau
Kuckelmann
Gurkenviertel
Trauerfloristiek
Stadtmitte
Verzet
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.
(Remco Campert, 1929 – 2022)
Persoonlijk
Misschien is het geen generatieding
maar een persoonlijk iets
dat ik in het luchtruim minder vrolijk zing
dan op een ouderwetse fiets
Les Poètes
Ce sont de drôl’s de typ’s qui vivent de leur plume
Ou qui ne vivent pas c’est selon la saison
Ce sont de drôl’s de typ’s qui traversent la brume
Avec des pas d’oiseaux sous l’aile des chansons
Leur âme est en carafe sous les ponts de la Seine
Leurs sous dans les bouquins qu’ils n’ont jamais vendus
Leur femm’ est quelque part au bout d’une rengaine
Qui nous parle d’amour et de fruit défendu
Ils mettent des couleurs sur le gris des pavés
Quand ils marchent dessus ils se croient sur la mer
Ils mettent des rubans autour de l’alphabet
Et sortent dans la rue leurs mots pour prendre l’air
Ils ont des chiens parfois compagnons de misère
Et qui lèchent leurs mains de plume et d’amitié
Avec dans le museau la fidèle lumière
Qui les conduit vers les pays d’absurdité
Ce sont de drôl’s de typ’s qui regardent les fleurs
Et qui voient dans leurs plis des sourires de femme
Ce sont de drôl’s de typ’s qui chantent le malheur
Sur les pianos du coeur et les violons de l’âme
Leurs bras tout déplumés se souviennent des ailes
Que la littérature accrochera plus tard
A leur spectre gelé au-dessus des poubelles
Où remourront leurs vers comme un effet de l’Art
lls marchent dans l’azur la tête dans les villes
Et savent s’arrêter pour bénir les chevaux
Ils marchent dans l’horreur la tête dans des îles
Où n’abordent jamais les âmes des bourreaux
Ils ont des paradis que l’on dit d’artifice
Et l’on met en prison leurs quatrains de dix sous
Comme si l’on mettait aux fers un édifice
Sous prétexte que les bourgeois sont dans l’égout…
(Léo Ferré)
Vogels
Vogels.
Al die maten
al die kleuren
al die deuntjes
Was dat nou nodig?
Melaats
Ik voelde me laatst
Behoorlijk melaats
Omslaan
Eerst sloeg het weer om
Daarna de boot
Onnodig te zeggen
wat zoiets doet
met de stemming aan boord
Achterlangs
De meeste treinen rijden achterlangs het leven.
Je ziet een schuurtje met een fiets ertegenaan.
Een kleine jongen is nog op, hij mag nog even.
Je ziet een keukendeur een eindje openstaan.
Als je maar niet door deze trein werd voortgedreven,
zou je daar zonder meer naar binnen kunnen gaan.
Zodra de schemer was gedaald,
was je niet langer meer verdwaald.
En je ontmoette daar niet eens verbaasde blikken.
Je zou toch komen? Iedereen had het vermoed.
Ze zouden even haast onmerkbaar naar je knikken,
want wie verwacht is wordt maar nauwelijks begroet.
Je zou je zomaar aan hun tafel kunnen schikken
en alle dingen waren plotseling weer goed.
Zodra de schemer was gedaald,
was je niet langer meer verdwaald.
Je hoefde daar geen druppel alcohol te drinken,
want grenadine zou smaken als cognac.
Je zag het haardvuur achter micaruitjes blinken,
er kwam een merel zitten zingen op het dak.
En die paar mensen die je nooit hebt kunnen missen,
kwamen daar binnen met een lach op hun gezicht.
Je zou je voortaan nooit meer in de weg vergissen,
je deed het boek van alle droefenissen dicht.
Maar ach, de trein is doorgegaan
en kilometers daarvandaan.
(Willem Wilmink)
Scrabble
Met trillende vingers herschikte hij de letters op zijn plank
Het zou er eindelijk van komen
Zijn lippen lazen zwijgend mee
Gevechtshelicopteraandrijfmechanismestoring
Hij las het woord een tweede keer
En een derde
Stel je voor: woordwaarde maal drie
Scrabblekoning voor altijd
De spanning steeg, zijn lichaam gloeide
Hij las zijn tekst een laatste keer
Zweet drupte op zijn laatste g
Helaas
Hij zag het net op tijd
Weer een verdomde e te weinig
Kruispunt
Ze zei ja
En hij dacht ik kan
Maar ze bedoelde ja
Er komt nog wat an
A Song on the End of the World
On the day the world ends
A bee circles a clover,
A fisherman mends a glimmering net.
Happy porpoises jump in the sea,
By the rainspout young sparrows are playing
And the snake is gold-skinned as it should always be.
On the day the world ends
Women walk through the fields under their umbrellas,
A drunkard grows sleepy at the edge of a lawn,
Vegetable peddlers shout in the street
And a yellow-sailed boat comes nearer the island,
The voice of a violin lasts in the air
And leads into a starry night.
And those who expected lightning and thunder
Are disappointed.
And those who expected signs and archangels’ trumps
Do not believe it is happening now.
As long as the sun and the moon are above,
As long as the bumblebee visits a rose,
As long as rosy infants are born
No one believes it is happening now.
Only a white-haired old man, who would be a prophet
Yet is not a prophet, for he’s much too busy,
Repeats while he binds his tomatoes:
There will be no other end of the world,
There will be no other end of the world.
Czeslaw Milosz, Warsaw, 1944
Een lied over het Einde van de Wereld
Op de dag dat de wereld eindigt
vliegt een bij rondjes om de klaver
en een visser repareert zijn glimmende net.
In zee springen de dolfijnen vrolijk rond,
bij de regenpijp spelen jonge spreeuwen
en de huid van de slang is van goud, zoals het hoort.
Op de dag dat de wereld eindigt
lopen vrouwen rond onder hun paraplu’s,
een dronkenlap ligt slaperig op een grasveldje,
groenteverkopers zijn op straat te horen
en een boot met gele zeilen nadert het eiland,
de klank van vioolspel in de lucht,
het begin van een nacht vol sterren.
En zij die rekenen op bliksem en donder
worden teleurgesteld
en zij die rekenden op voortekenen en engelentrompetten
denken dat het dus nu niet gebeurt.
Zolang de zon en de maan nog schijnen,
zolang de bij de roos blijft bezoeken,
zolang er nog roze kinderen geboren worden
gelooft niemand dat het nu gebeurt.
Alleen een witharige oude man, die een profeet zou kunnen zijn
maar het niet is, want hij heeft het veel te druk,
blijft het maar herhalen, terwijl hij zijn tomaten opbindt:
er komt geen ander eind van de wereld,
er komt geen ander eind van de wereld.
Czeslaw Milosz (1911-2004), Warschau, 1944
(Vertaling Menno van der Beek, juli 2024,
naar de Engelse vertaling van Anthony Milosz)
Verdwaald
Over het pad
Langs het spoor
Achter de bomen
Naast de vijver
Waar het nog zal liggen
Het afgetrapte gras
De kuilen en de drollen
Van de honden die
Niet welkom waren
Maar toch kwamen
Die avond
Toen ze droomden
Tot het schemerde
De zomer beloofde
Van liefde en geluk
Met bier en halfzware
Van Van Nelle of van Drum
In de borstzak van hun spijkerjack
Zo zouden hun avonden zijn
Voor altijd
Voor iedereen
Naast de vijver
Achter de struiken
Langs het spoor
Over het pad
Op het afgetrapte gras
Dat er nog zal liggen
Dat ik nooit meer vond
Want verdwaalde
Telkens weer